Psaalms 029
001 n Psaalm van David.
Geef de HEER, ie goden,
geef de HEER de eer en de macht,
002geef de HEER de eer van zien noam,
boeg joe veur hom deel in t haaileg feestklaid.
003Stem van de HEER klinkt over t wotter,
God van de eer dij t dundern let,
de HEER over t grootste wotter,
004stem van de HEER is machteg,
stem van de HEER is prachteg.
005Stem van de HEER brekt ceders,
stem van de HEER verbriezelt ceders van Libanon.
006Libanon let hai huppen as n bolkaalf
en Sirjon as t jong van n bol in t wild.
007Stem van de HEER split vlammen van vuur.
008Stem van de HEER let woestijn trillen,
de HEER dut woestijn van Kades trillen.
009Stem van de HEER moakt dat reeën t kaalf vertijenf + Vertijen = vrouggeboorte, miskroam.f*
en bozzen bast verlaizen.
In zien pelaais zeggen ze aalmoal: "Eer!"
010 De HEER het zok deelloaten op troon boven wottervloud,
de HEER dij troont van dou òf as keunenk veur aiweg en aaltied.
011 Mag de HEER zien volk staark moaken
en de HEER zien volk vree as zegen geven.
|